dinsdag 14 mei 2013

KABOUTERS ONDER ELKAAR


KABOUTERS ONDER ELKAAR

De tuinkabouter
ziet wat wij niet zien
of mogen we hem
niet geloven
nochtans zien zijn ogen
er goudeerlijk uit

Met zijn blikken
emmertje
het onkruid wiedend
praat hij honderduit
tegen zichzelf
het gaat bijna
als vanzelf

Opgelucht dat
hij kan vertellen hoe
het allemaal begon
al geloven piesebloemen
hun oren niet en
gniffelen de boterbloemen

Bij het beluisteren van
zijn fluisterend verhaal
vallen spontaan
hun kelkblaadjes open
als ze aanhoren
hoe hij op een dag
de Meikoningin zag
gezeten op een satijnen troon
altegaar met haar lakeien
die verheugd tonnen liefde
uitstortten over
het simpelste groen
ze stopten pas met gieten
toen het uit begon
te schieten
buitengewoon schoon
vond hij dat

De kabouter rimpelt
een zucht tot
aan zijn navelbuik
laat niets aan
de verbeelding over
als hij verdergaat
 een moment versteent
dan opgelucht
ademhaalt

Ze zijn welhaast weg
mompelt hij zacht
de ijsheiligen
die vermomd onder
hun pelzen jas
het stoutweg wagen
een handvol dagen
mei in bezit te nemen
tot hun was smelt

Dat telt maar
elke keer moeten ze
half ontdooid
met kostbaar kiezelzuur
nog achter hun kiezen
toch de aftocht blazen
volgend jaar echter
komen ze weer

©dichtselsvelvet.blogspot.com
14 mei 2013

http://mijngedachtentrein.skynetblogs.be/.